Context
[...] Uit de brieven van Welmar Hendrick blijkt wel dat de familie Bentinck in die periode bereid is geweest om de Breckelenkamp van de hand te doen. Riquin Ignatius en Anna moeten er ernstig rekening mee hebben gehouden dat ze zich definitief op de Haselünne zouden moeten terugtrekken. Eerder dat jaar was Ernst van Rhede overleden en de erfgenamen hadden zich met hun vordering bij Adriaan Willem gemeld. Maar zij konden geen genoegdoening krijgen en nadat Adriaan Willem eind 1713 was overleden wendden ze zich tot Jacob van Wassenaar. Waren zij op de hoogte van diens streven om het Huis te verkrijgen? Of misschien was het andersom en waren ze juist door Jacob van Wassenaar benaderd. In elk geval verkochten ze op 30 maart 1714 voor 12.500 Carolus gulden hun rechten op het Huis aan Jacob van Wassenaar, die het deed voorkomen alsof met de transactie het Huis zelf aan hem was verkocht. Dat was dan voor merkwaardig weinig geld, want ondanks alle verkochte bezittingen was het Huis nog steeds een belangrijk goed. Het bedrag dat de kinderen van Rhede ontvingen was gelijk aan de niet afgeloste lening die Adriaan Willem van hun vader had gekregen. Wat ze hadden verkocht was dan ook niet meer dan de renterechten over het Huis zonder de boerderijen. De koper zou over de opbrengsten van het Huis kunnen beschikken zolang de schuld niet was afgelost.
Jacob van Wassenaar moet hebben aangevoeld dat het goed niet zo maar aan een derde kon worden overgedaan, zonder een formele afwikkeling met de schuldenaar. Maar de koopovereenkomst liet die zwakke plek niet zien. Misschien wel ter compensatie daarvan werd daarin diverse keren nadrukkelijk gesteld dat het eigendom aan van Rhede was overgegaan. In de eerste alinea worden de overeenkomsten tussen Adriaan Willem en Ernst van Rhede, de toestemming van de leenvrouwe voor het in onderpand geven van het Huis en de beleningen van Ernst van Rhede genoemd, waardoor van Rhede ‘in verwin hebbe gekregen en an sig gebragt het huis Brekkelenkamp, met d’annexe en in de Vestenisbrief gespecificeerde landerien en goederen, d’Heere Adrian Wilhelm Bentink tot den Brekkelenkamp, en desselvs Gemalinne Vrouw Anna Hadewig van Ense (....) hebbende toebehoort’.120 Misschien ging Jacob van Wassenaar er ten onrechte van uit dat de Bentincks door hun malaise geen partij meer waren en dat hij het Huis op deze manier zou kunnen krijgen zonder er veel voor te betalen. Maar veel risico liep hij niet: als het Huis alsnog zou worden opgeëist dan zou toch eerst de schuld aan hem moeten worden afgelost. En zolang dat nog niet was gebeurd kwamen de opbrengsten hem toe. [...]
Transcript
Also wijlen de Hoog Welgeb. Heere Ernst Baron van Rheede van Amerongen tot den Perkelaer, uit kragte van voorige Vestenisse of Rentverkopinge van den 13de September 1684. erhouden Consent van de Leenvrouw van den 29 Majus 1703. mitsgaders gemaakt Contract van den 2de Septbr 1707. en beleninge van den 4. Dito maands en jaars, in Verwin hebbe gekregen en aan sig gebragt het huis Brekkelenkamp, met d’annexe en in de Vestenisbrief gespecificeerde landerien en goederen, d’Heere Adrian Wilhelm Bentink tot den Brekkelenkamp, en desselvs Gemalinne Vrouw Anna Hadewig van Ense, Samen of besonder, hebbende toebehoort, an ’t Hooch Ade en Graaflijke Stift Vreeden leenhorig, en in de Twente bij ootmarsum gelegen. So is t, dat de kinderen en Erfgenamen van wijlen d’Heere Rheede voornoemt, an d’heere Doctor Ernst Wilhelm Wiedenbrugge, als speciale procuratie en last hebbende en sig sterk makende voor sijne Excellentie d’Hooch Gebr. Heere JacobGrave van Wassenaar Banner heer van Wassenaar, Vrijheer tot Lage, Heere van Obdam etc etc etc desselvs kinderen en Erfgenamen, wel en wettelik hebben verkoft, en overgelaten het voorse ingewonnene en an sig gebragte huis Breckelenkamp, met d’annexe en in de Vestenis brief gespecificeerde landerien en goederen; Sodanig als der verkoperen Heere Vader salr ’t selve huis en annexe landerien en goederen in verwin gekregen en den 4 septembr 1707. te leen ontfangen hebbe; gelijk wedersijds gedaan word in en vermids desen, op volgende Conditien en voorwaarden.
Dat dese verkopinge en overlatinge geschied per aversionem of voets stoot. Dat sijne Hoochgemelte Excellentie, als koper, voor koop penningen, an handen van de verkoperen, binnen de Stad Deventer, kost, kommer, en arrest vrij zal betalen de Summa van twaalf duisend en vijf hondert guldens, van twintig Strs. het Stuk, vrijgeld; En zulks in drie gelijke termijnen. Te weten het eerste Derde part op aanstaan e Majus deses jaars, het tweede op Majus 1715. en het derde op Majus 1716. alles met den interest van dien tegens vier van ’t hondert, van voorsr: Majus deses jaars af, tot de effective voldoening toe. Dat daar en boven d’Heere Koper tot sijnen laste zal nemen den vijftigsten penning en andere onraad en onkosten deser verkopinge, sonder kortinge, uitgenomen de nieuwe beleeninge, so op de Heeren verkoperen op ‘t nieuw moet geschieden. Dat d’Heere Koper, uit kragte van dese koop en overlatinge, het voorsn: huis en annexe landerien en goederen op aanstaan de Majus deses jaars sal mogen ankleven, antasten en tot zijn schoonsten gebruiken, genietende mede alle huiren, vrugten en opkomsten van dien, so na die tijd sullen komen te verschijnen.Ende dat de Heeren Verkoperen, bij betalinge van het laatste termijn voor den Leenheer, ten behoeve, van sijne Hoochgem: Excellentie, desselfs Erven en nakomelingen, behoorlijke refutatie, ende, na nature des goeds, Landsedelijke Cessie, transport en overdragt sullen hebben te doen. Alles onder afstand van alle tegenstrijdende exceptien en beneficien, verband als na rechten, en submissie van alle Heeren Hoven en Gerigten, specialik van het WelEd: Hof van Gelderland en ’t Hooch Ad: Drosten Gerigte van Twente. Van de uitwerkinge van desen allen sig genoegsaam houdende onderrigtet. Sonder arg of list en in waarheidskennis zijn hier van twee alleensluidende Contracten opgericht en wedersijds getekent.
Deventer den 30 maart Een Duisent Seven hondert en Veertien
/:get:/
S:T van Reede uit Speciale Commissie van
Sijne Exce: den Heer Graaf van
Wassenaar
A:W: Schimmelpenninck Ernest Wilhelm Wiedenbrugh
van der Oije Dr
I:W.v.d. Merwede
G.A. van Rhede gen: van der Merwede
Wolt. Ten Brink
als getuigen